Ruim voordat ik wist wat er aan de hand was twijfelde ik nogal aan mezelf. Ik keek naar de – toen nog – meisjes in de klas en vroeg me af hoe het zou zijn om één van hen te zijn. Tot mijn schrik kostte me dat geen enkele moeite. Toegegeven, ik had al eerder moeten accepteren dat ik voor sommige dingen nu eenmaal niet gemaakt was. Mezelf optrekken aan mijn armen bijvoorbeeld, maar helaas ook handstand tegen de muur, daar waren mijn armen veel te slap voor. Achteraf gezien helemaal niet jammer natuurlijk want als ik daar wel sterk genoeg voor geweest was, was ik nu voorzien geweest van een stel sterke brede schouders. Brrr, laat maar.
Ik vond mezelf nogal behoorlijk raar. Waarom zou je als jongen nu in de huid van een meisje willen kruipen? Toch overkwam het me steeds vaker. En vaker, en vaker. Vooral omdat het eerste verschil dat je opvalt, een verschil is in uiterlijk. Niet in fysiek voorkomen hoor. Op de basisschool hadden we een aparte gymleraar die de vreemde gewoonde had de kinderen op lengte naast elkaar te zetten. De kleinste van de klas was een jongen en de langste drie waren meisjes. Sorry, twee, ik mag mezelf nog niet meerekenen.
Dat het verschil zich in uiterlijk manifesteert, en dan vooral in kleding, is iets dat heel diep van binnen blijft steken. Ik ben zeker weten niet de enige die heel lang heeft volgehouden, eerst tegen mezelf, en daarna tegen de buitenwereld, dat het bij kleding zou blijven. Maar als ik dan in de zo felbegeerde kleding voor de spiegel stond bekroop me alweer het gevoel dat ik wel helemaal gek moest zijn en dat ik helemaal op de verkeerde weg zat. Welbeschouwd was ik dat ook natuurlijk.
De maatschappij helpt je daar nog een handje bij ook. Gegniffel bij het zien van een man in een jurk op TV, maar ook het applaus dat afgelopen maandag op Roze Maandag in Tilburg de meeste crossdressers ten deel viel, geeft maar weer aan hoe de mensen er over denken. In het eerste geval is het ronduit afkeurend, in het tweede geval gaat het om een soort van respect voor het lef om de bestaande publieke opinie te trotseren. Of je het nu ‘gek’ of ’te gek!’ vindt, gek blijft het in de ogen van velen.
Zelf ben ik het stadium van kleding proberen allang voorbij, en dankzij de media-aandacht van de afgelopen paar jaar zijn we in de publieke opinie opgewaardeerd van ‘helemaal waus’ naar ‘nou ja, gewoon’ en op het moment zelfs naar ‘wauw, wat zie je er goed uit zeg!’. Dat laatste hoeft van mij nou ook weer niet hoor. Alhoewel 😉
Ik ben niet gek, ik ben geboren met een uiterlijk geslachtsorgaan dat niet past bij wat er in de hersenen is voorgeprogrammeerd. Als het kon zou ik zo mijn hersenen laten omprogrammeren, maar dat zit er helaas niet in, mijn hoofd ondersteunt geen USB. En om niet alsnog gek te worden heb ik geen andere keus dan de weg te volgen die mijn hersenen al heel lang aangeven.
Er is echter een heel klein aantal mensen (ik noem geen namen, maar je weet over wie ik het heb) dat angstvallig vasthoudt aan het idee dat ik niet goed bij mijn hoofd ben. Het jammere is dat dat invloed heeft op mensen die me erg dierbaar zijn. Mijn kinderen bijvoorbeeld. Ik ga hier niet herhalen wat zij te horen gekregen hebben, maar de honden lusten er geen brood van. Zelfs in de tijd dat ik aan het begin van mijn transitie stond en er nog wel om me gelachen kon worden speelde het nauwelijks een rol voor ze. Dus waarom nu wel?
Op de een of andere manier lijkt het alsof ik alweer moet gaan bewijzen dat ik niet gek ben, terwijl dat allang bewezen is. En aan wie?
Ik ben niet eens een vliegtuig, laat staan gek.