Frank is er niet meer, dat was een beetje dikke man, meestal slecht geschoren, waar je best mee kon lachen maar die de pretlichtjes in zijn ogen al lang kwijt was. Ik deel zijn verleden, maar ik ben hem niet. Dat verleden blijft, wil ik niet uitwissen. Maar: ik ben hem niet! Iedereen heeft een eigen soort rouwproces om afscheid van ‘m te nemen, dat respecteer ik, maar dat afscheid moet wel genomen worden. Natuurlijk zit ik aan de andere kant van de lijn en heb geen flauw benul van hoe zwaar dat proces is, al denk ik wel dat het te makkelijk is om te roepen dat ik een veel beter alternatief ben en dat de mensen het daar maar mee moeten doen, of ze het nu leuk vinden of niet. Of is het eigenlijk juist wel zo makkelijk maar ziet niemand dat? Ik weet het niet.
Af en toe denk ik dat het me niet veel kan schelen, dat handjevol mensen dat mijn oude naam nog gebruikt. Maar het komt nog af en toe voor dat ik ’s ochtends wakker word uit een nare droom waarin iedereen mijn identiteit probeerde te ontkennen, waarin ik het gevoel had verschrikkelijk voor gek te staan voor een hele menigte. Ik kijk de menigte aan en in hun ogen meen ik te lezen, zie je nu wel, ik dacht het al, het is gewoon zo. Ik ren huilend weg, naar buiten of juist ergens naar binnen, naar de andere kant van een deur. Als de deur dicht is schrik ik wakker.
De gebeurtenissen uit de droom blijven nog een tijdje door mijn hoofd spoken, maar ik hou mezelf voor dat het wel meevalt. Tegelijkertijd weet ik dat het helemaal niet meevalt, omdat het de mensen zijn die me het meest dierbaar zijn, voor wie Frank zo dierbaar was. Ze zijn mij te dierbaar om me er boos over te maken, om er werkelijk een punt van te maken. Maar het voelt alsof er een mes in me gestoken wordt als ik word aangesproken met Frank en aangeduid met ‘hij’. Ik moet geduld hebben, maar mijn geduld is minder eindeloos dan dat van Frank, wat nu?
We weten van elkaar niet hoe moeilijk het allemaal is.
Moeilijk hoor.
2 reacties op “Identikwijt”