Iedereen is wel eens jaloers op een ander. Meestal is dat iets materieels of iets dat er mee samenhangt. Je kunt jaloers zijn op de buren omdat ze een auto gekocht hebben waarvan je weet dat jij die niet zult kunnen aanschaffen, of op die collega die na haar zwangerschap binnen de kortste keren haar oude figuur weer terug lijkt te hebben.
Je kunt ook jaloers zijn op het geluk van een ander, of het vermogen iets te doen wat jij niet kunt. Zwanger worden bijvoorbeeld. Dan heb ik het nog steeds niet over mezelf, want alhoewel ik direct last krijg van rammelende eierstokken als ik een baby zie, terwijl ik niet eens eierstokken heb, heb ik me met dat lot wel verzoend. Niet zwanger kunnen worden treft best veel vrouwen terwijl er ook zijn die geen idee hebben wat ze met een kind moeten en er toch achter elkaar vier krijgen. Ik zou op die laatste ook jaloers worden.
Jaloezie is het best te verhelpen door harder te werken om hetzelfde te krijgen, je met je lot te verzoenen of het hele onderwerp gewoon uit de weg te gaan. Meebetalen aan de opleiding van je kind geeft je veel meer voldoening, wat kan jou die roestbak van de buurman schelen. Die collega zie je eigenlijk nog maar eens in de twee weken en dat is nog via videoconferencing ook. Bij het gemis aan eigen kinderen slijt de jaloezie tot pijn en vaak volgt er een soort van berusting uit. Soms niet, en ik kan me dat helemaal voorstellen.
Vrouwen zijn overal. Ik heb een zus en een moeder, allebei vrouwen. Ik zeg het er maar even bij want zelf ben ik vader, dus alle grappige opmerkingen zijn hierbij in de kiem gesmoord. Van mijn vierde tot mijn negentiende zat ik op scholen met soms meer dan de helft meisjes in de klas. En buiten, op straat, in de bus, in winkels: waar je ook kijkt zie je vrouwen.
En wat was ik vre-se-lijk jaloers. Natuurlijk op de materiele dingen, zoals kleding. Maar ook op de mogelijkheid je lekker overdreven op te maken. Jaloers op de mogelijkheid gewoon gek te doen. Toen ik nog in de brugklas zat zag ik op weg naar het muzieklokaal twee meiden met blond haar dat in zo’n lange stekelige Doe Maar coupe was geknipt. Met de vulling van een gele markeerstift stonden ze hun haar een kleurtje te geven. Ik werd er bijna boos van, zo graag wilde ik in hun schoenen staan. Ze zullen thuis best op hun donder gekregen hebben, daar niet van.
Me schikken in mijn lot, ik wist destijds nog niet eens wat mijn lot nu echt was. Later heb ik het geprobeerd en dat is, zoals ik me nu realiseer gelukkig, niet gelukt. Er hard voor werken, dat was toen onmogelijk. Doe ik nu wel natuurlijk. Uit de weg gaan was onmogelijk, en later heb ik ervaren dat dat de boel alleen maar erger maakte toen ik in Delft studeerde, tussen 10.000 haantjes.
Ik mag wel stellen dat ik gewoon 35 jaar bijna aan één stuk door jaloers ben geweest. Niet altijd even zwaar, en voor mij niet ondraaglijk anders had ik je dit nu niet kunnen vertellen. Maar er zaten wel heel erg zware momenten en perioden bij. Bijvoorbeeld toen deze clip uit kwam.