Haar

Tegen de tijd dat je een beetje in de gaten krijgt wat je voelt, kom je in een soort van cyclus terecht. In eerste instantie is dat ongeloof, ontkennen, accepteren, en weer afwijzen, totdat je dat zoveel keer hebt gedaan dat dat ongeloof echt niet meer werkt en je uiteindelijk bij de acceptatie uitkomt.
Er is een tweede cyclus die daar doorheen loopt. Het is de cyclus van verlangen, frustratie, toegeven, geluk, twijfel, schaamte en rust. Die tweede cyclus loopt eigenlijk dwars door die eerste heen. En door zichzelf. Hoe zit dat?
Begin 2005, kort na de geboorte van de tweeling, scheer ik voor de allerlaatste keer mijn haar met de tondeuse kort. Dat deed ik daarvoor wel vaker, maar ik besef voor de zoveelste keer dat dat niet hoort, mijn haar hoort lang te zijn. Ik ben bijna 35 en bedenk me dat het niet lang meer duurt voor mijn haargrens gaat opschuiven, er zo’n plek op mijn achterhoofd gaat ontstaan. Veel van mijn mannelijke collega’s zijn jonger dan ik en al veel meer haar kwijt. Het voelt als een laatste kans om te leren, te voelen hoe het is om lang haar te hebben. Het verlangen en de frustratie lopen razendsnel in elkaar over.
Ik zeg dat dat de laatste keer was dat die tondeuse op mijn hoofd is geweest, dat ik de volgende keer weer een fatsoenlijk kapsel van de kapper wil.
Een maand of 9 later heb ik zo’n rommelig uitgegroeid kapsel, waar tegenwoordig menig hipster jaloers op zou zijn.
“Wanneer ga je naar de kapper?”
“Weet ik nog niet. Ik weet nog niet wat ik wil.”
“Wil je het laten groeien of zo?”
“Misschien wel.”
“Oh.”
Misschien wel? Zeker weten wel! Maar in al mijn voorzichtigheid vertel ik weer eens een half verhaal. Ik krijg onverwachts wèl de kans om het lang te laten groeien! De maanden die volgen zijn maanden van geluk met mijn haar. Ik probeer het goed te verzorgen, koop een fatsoenlijke borstel, probeer manieren te vinden om het een beetje volume te geven, en of het al lang genoeg is om met een elastiekje een staartje te maken.
Op een dag met behoorlijk onstuimig weer zit ik in de bus. De chauffeur stopt bij een halte om een vrouw in te laten stappen. Ze ziet er aardig verwaaid uit, en gaat twee rijen voor me zitten. Ze heeft zelf ook door dat ze er aardig verwaaid uitziet en haalt haar haarklem los, fatsoeneert met haar vingers haar haar weer een beetje en doet de haarklem weer terug. Gewoon. Heel gewoon.
Ik begin te gloeien van jaloezie. Dat wil ik ook, dat hoor ik ook gewoon te kunnen. Ik had niet eens beseft dat ik dat verlangen had, alweer komt die frustratie als een duveltje uit een doosje. Toegeven is ook nooit zo makkelijk geweest, ik ben onderweg naar een station en daar zit een kleine Etos. Ik koop er meteen drie, en stop ze veilig onderin mijn tas. Een tweede versie van de cyclus is begonnen.
De volgende dag zoek ik een rustig plekje op in de trein en probeer een van de klemmen te gebruiken. Helaas is mijn haar nog te kort, de klem zakt binnen een minuut weer uit. Maar een maand of twee later lukt het wel. Een beetje dan. Ik ben ondertussen wel toe aan klem nummer 6, want van onderin je tas zitten worden ze niet beter, ik heb een aardige verzameling afgebroken punten onderin mijn tas. Vanaf dat moment heb ik overdag, dus ook op mijn werk, een klem in mijn haar. Onderweg naar huis gaat die er natuurlijk weer uit. Stel je voor. Maar het toegeven heeft voor een boel geluk gezorgd, net zoals het laten groeien van mijn haar dat al deed.
Eind 2006 ga ik op gesprek voor een nieuwe opdracht. Ik besef dat ik bij een kennismakingsgesprek best indruk zal maken met een klem in mijn haar maar twijfel of dat de juiste indruk achter zal laten. Ook het hele circus van thuis doen alsof er niets aan de hand is, onderweg mijn haar goed doen, en op weg terug naar huis alles weer ongedaan maken, begint me tegen te staan. Laten merken wat er aan de hand is is geen optie. Op een dag gooi ik mijn verzameling haarspulletjes in een vuilnisbak op het station. Ik schaam me voor mijn heimelijke gedrag, maar ook voor mijn gebrek aan lef om door te zetten. Het geeft rust om niets meer in mijn tas verborgen te hoeven houden. Niet veel later slaat ook de twijfel toe ten aanzien van mijn haar en stem ik er mee in het nu eindelijk eens te laten knippen.
Dat verzamelen en weggooien, het was een terugkerend verschijnsel. Haaraccessoires, make-up, nagellak, schoenen, ik heb het ik weet niet hoe vaak gekocht en weer weggegooid. Soms was zelfs alleen het bij me hebben al genoeg om dat gevoel van geluk vast te kunnen houden, en ik ben er van overtuigd dat ik in die perioden ook thuis beter te genieten was.
Geluk zit soms in kleine dingen.

Berichtnavigatie

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *


De verificatie periode van reCAPTCHA is verlopen. Laad de pagina opnieuw.

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.